Boekrecensie ‘Met gloedvolle revolutionaire groet’ in De Groene Amsterdammer


De Groene Amsterdammer, 12 mei 2022

‘Wie was die guerrillero?’

door Marian Donner

Met gloedvolle revolutionaire groet. Brieven 1947-1967
Vertaald door Henriëtte Aronds & Brigitte Coopmans
Met een voorwoord door Aleida Guevara
Uitgeverij Athenaeum–Polak & Van Gennep, 2022
Garenloos gebrocheerde paperback
21,5 x 13,5 cm, 376 pagina’s
ISBN 978 90 253 1418 7
Omslagontwerp: studio Maud van Rossum


Che Guevara was een vrijheidsstrijder én een moordende partij-ideoloog. Een vrolijke flierefluiter, tot hij zich op de revolutionaire toekomst richtte.

Het is natuurlijk vooral die ene foto die Che Guevara onsterfelijk heeft gemaakt. Guerrillero Heroico: meer dan de mens zelf is het beeld een icoon geworden, in de religieuze zin van het woord. Die foto is een heiligenafbeelding, een bidprentje, symbool voor vrijheid en de strijd tegen onderdrukking. En inmiddels ook symbool voor coöptatie, want er zijn weinig producten waarvoor de afbeelding níet is gebruikt. Van T-shirts tot wodka tot babysokjes: in het diepst van zijn gedachten kan iedereen zich een beetje rebel voelen als hij ’s ochtends een Nespresso uit zijn Che-mok drinkt (mij krijgen ze niet klein!). De bekendste strijder tegen kapitalisme heeft zo miljoenen opgebracht voor het bedrijfsleven, want dat is hoe kapitalisme werkt: zelfs wie niet te koop is, wordt uiteindelijk verkocht.

Het komt door zijn blik. De onverzettelijkheid ervan, alsmede het verdriet dat uit zijn ogen spreekt. Hij lijkt over onze hoofden heen naar de verte te staren, weg van dit aardse lijden, een betere toekomst in. Klaar voor de strijd, ¡Hasta la victoria siempre! (Altijd op weg naar de overwinning!), bereid om zijn leven ervoor te geven.

Of je als guerrilla overleeft of niet, schreef Fidel Castro later in het voorwoord van Che’s Boliviaanse dagboeken, ‘hangt bijna helemaal af van het toeval en van onvoorziene omstandigheden in een oorlog’. Je moet geluk hebben, en hetzelfde geldt wellicht voor een symbolische overleving. Als op 4 maart 1960 niet tientallen mensen om het leven waren gekomen bij een explosie op een Frans wapenschip in de haven van Havana zou er de volgende dag ook geen herdenkingsdienst zijn georganiseerd. Nu daarentegen waren Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir bij die dienst aanwezig en hield Fidel Castro een toespraak. Voor Che was verder geen rol van betekenis weggelegd: op het podium stapte hij alleen even een paar seconden naar voren om de menigte te overzien.

De voormalige modefotograaf Alberto Korda wist meteen dat hij iets bijzonders te pakken had, verklaarde hij later. Hij maakte twee foto’s van het moment. Toch duurde het nog jaren voordat een daarvan, een beetje bijgesneden, aan zijn opmars begon. Dat gebeurde pas in 1967, voornamelijk omdat de foto in oktober van dat jaar de flat-vullende achtergrond vormde bij Che’s eigen herdenkingsdienst. Nauwelijks een half jaar later, toen in mei ’68 wereldwijd studentenopstanden losbraken, was er geen protest of demonstratie meer te vinden zonder dat Guerrillero Heroico daarin werd meegedragen.

Maar wie was de man achter het beeld? Ten tijde van de foto was Che Guevara 31 jaar oud en officieel geen guerrilla meer, maar een overheidsfunctionaris. Minister van Industrie én president van de Centrale Bank én de hoogste openbaar aanklager ineen. Op 1 januari 1959 was de revolutie immers gewonnen, het land moest opnieuw worden opgebouwd, volgens de richtlijnen van de communistische leer. En dat viel bepaald niet mee, getuige het brievenboek Met gloedvolle revolutionaire groet dat onlangs verscheen.

Uit de brieven die Che in deze periode schreef, spreekt vooral een verbeten man. Hij is gefrustreerd over bureaucratische rompslomp, ondoordachte economische planning en ideologische luiheid. Hij klaagt over nieuw gebouwde conservenfabrieken die niet functioneren. Over onverantwoorde investeringen in oude Poolse radio’s. Over de aanschaf van bussen terwijl de oude bussen met adequaat onderhoud nog prima zouden voldoen.

Hij schrijft journalisten aan die volgens hem overdrijven (‘Het eerste wat een revolutionair moet doen als hij geschiedenis schrijft, is zich aan de waarheid houden, die moet passen als een handschoen. Wat jij hebt gedaan is een bokshandschoen aantrekken en dat is niet de bedoeling’). Na een bezoek aan een motorfabriek laat Che weten teleurgesteld te zijn dat hij een werknemer een van de motorfietsen voor privé-zaken zag gebruiken.

In alles klinkt een man door die op zoek is naar zuiverheid. Zijn hoogste doel, schrijft hij in een ellenlange brief (34 pagina’s) aan Fidel Castro, is ‘het creëren van een nieuwe mens’. En die nieuwe mens voert uit wat de Partij hem opdraagt en heeft bovendien een smetteloze moraal. ‘Als men het eens is met wat ik versta onder communisme, dan moeten we strakke systemen optuigen waarbinnen discipline, toezicht en zelfkritiek leidend zijn, zodat we de rotte appels uit de partij kunnen verwijderen.’

Als openbaar aanklager was Che ondertussen verantwoordelijk voor de executies van tientallen, zo niet honderden aanhangers van de afgezette dictator Batista. Het is een vrij ontluisterend idee, dat dít de mens is die op Guerrillero Heroico staat afgebeeld. Al die T-shirts en sokjes en mokken, de tatoeages van Mike Tyson en Diego Maradona: wat ze tonen is geen vrijheidsstrijder maar een dogmatische partij-ideoloog. We vereren een manager, of nog erger: een moordende manager.

Of moeten we ons de jonge Che herinneren? In zijn vroegste brieven weerklinkt namelijk een heel ander persoon. Juist innemend, bescheiden en grappig. Een avonturier met de ziel van een poëet.

Ernesto Guevara, zoals hij dan nog heet, schrijft beeldend hoe hij met verschillende vrienden door Latijns-Amerika reist. Eerst als student geneeskunde en later, op zijn 25ste, als arts. Onderweg nemen de vrienden elke baan aan die ze kunnen krijgen. Zo werkt Ernesto onder andere in een leprakolonie, verkoopt hij bidprentjes van een zwarte Jezus, is hij sportverslaggever en fotografeert hij mensen in het park. Slapen doen ze waar er plek is, al is het op een stoel in een ziekenhuis of in een slaapzak op het strand. ‘Niet dat we blut waren’, schrijft hij aan zijn moeder, ‘maar vrije jongens zoals wij gaan liever dood dan dat we geld neertellen voor het burgerlijk comfort van een pension.’ Al schrijft hij dat waarschijnlijk zodat zijn moeder zich geen zorgen maakt, want zoals uit de brieven naar vrienden blijkt is hij in werkelijkheid voortdurend blut.

Politiek gezien is Ernesto in deze periode nog niet ‘ontwaakt’. Hij maakt zich kwaad over ‘de tentakels van het kapitalistische monster’, vooral in de vorm van United Fruits en de cia, en zegt jongetjes op straat te leren over ‘de wijze lessen van de heilige Karel’, oftewel Karl Marx, maar het is allemaal doordrenkt van zelfspot.

Zijn echte passie lijkt te liggen bij de archeologie. Als hij op een kerkhof een klein Incaafgodsbeeldje vindt, noemt hij dit ‘een van mijn diep gekoesterde ontdekkingsreizigersverlangens die in vervulling is gegaan’. Wat hij jarenlang het allerliefst wil is Europa bezoeken. ‘Ik denk dat jij Parijs leuk zult vinden’, schrijft hij zijn moeder, ‘maar voor mij is het een biologische noodzaak, iets wat te verwezenlijken is en steeds vastere vorm begint aan te nemen, ik weet niet of de formulering de lading dekt, maar ik zie het als het hoogste ideaal.’

Dit is een jongen om van te houden. Waarnaar hij op zoek lijkt is iets wat groter is dan hemzelf. Iets om zich aan te verbinden, in op te gaan, misschien zelfs om in te verdwijnen. Maar vooralsnog kijkt hij daarbij vooral naar het verleden.

Wat zou er gebeurd zijn als hij Fidel Castro niet was tegengekomen? Het is die ontmoeting, ergens in september 1955 in Mexico City, die van Ernesto een revolutionair maakt.

Aanvankelijk vertelt hij er niks over tegen zijn ouders. Het duurt bijna een jaar totdat hij het toch vermeldt, noodgedwongen omdat hij in Mexico is opgepakt. Vanuit de gevangenis schrijft hij: ‘Een behoorlijke tijd geleden al weer heeft een jonge Cubaanse leider die zijn vaderland middels de gewapende strijd wil bevrijden, me uitgenodigd om me aan te sluiten bij zijn beweging. Natuurlijk zei ik ja. De afgelopen maanden heb ik tegenover jullie gelogen dat ik als docent werkte, terwijl ik meehielp met het trainen van een groep jongens die voet aan wal gaan zetten in Cuba.’

Het is een mooie plottwist die in een roman niet zou misstaan. De vrolijke flierefluiter blijkt een rookgordijn te hebben opgetrokken. Vanaf dat moment verandert zijn toon. Verdwenen is de zelfspot, vanaf nu is het bittere ernst: ‘[Ik] verbind mijn toekomst aan de Cubaanse revolutie. Daarin zal ik zegevieren of sterven.’

Ernesto richt zich niet meer op het verleden, maar op de toekomst. Hij zal mensen niet meer genezen als arts, maar hun lijden proberen te verhelpen via de revolutie. De brief daarna, waarin hij tegen zijn moeder de lofzang zingt op het ‘ik’ dat plaats maakt voor een ‘wij’, ondertekent hij voor het eerst met zijn nom de guerre, Che, oftewel De Argentijn.

Het leven als guerrilla is hard en zwaar, laten zijn brieven zien. Hij schrijft alleen nog aan zijn medestrijders, vooral over praktische zaken, zoals de voortgang van zijn troepen of de materialen die hij nodig heeft, van een bolhamer tot schoolspullen (om zijn soldaten te leren lezen en schrijven) tot celluloid om de revolutie vast te leggen. Ze trekken door bossen en suikerrietplantages, ‘door de zompige lagune’ en zoutmoerassen, ze overvallen banken, vechten tegen het leger, en proberen ondertussen boeren en rivaliserende guerrillagroeperingen te bekeren tot Fidel Castro’s 26 Juli-Beweging, wat vaak maar matig lukt.

En toch is dit het bestaan waar Che uiteindelijk voor kiest. Hij legt zijn overheidsfuncties neer, het ministerschap was nooit iets voor hem. Hij wil niet aankomen maar onderweg zijn: altijd op weg naar de overwinning. In 1965 vertrekt hij naar Congo om daar het guerrillaleger van Kabila te ondersteunen, zij het zonder resultaat. Na een kort verblijf in Tanzania en Praag reist hij af naar Bolivia om te strijden tegen de door de cia gesteunde militaire dictator aldaar. Op 8 oktober 1967 wordt Che gevangen genomen door het leger. Een dag later wordt hij geëxecuteerd.

Inmiddels is de man al lang verdwenen achter zijn beeld. En de vraag wie Ernesto – Che – Guevara echt was, blijkt moeilijk te beantwoorden na het lezen van Met gloedvolle revolutionaire groet, zoveel verschillende stemmen spreken eruit. Maar misschien, dacht deze lezer, was hij bovenal wel een dromer. In de zin dat hij ten diepste geloofde in een betere wereld.

Che faalde als overheidsfunctionaris en zonder de leiding van Fidel Castro faalde hij ook als guerrilla: zowel in Congo als Bolivia lukte het hem niet om ook maar iemand voor zijn strijd te winnen. Volgens eigen zeggen faalde hij zelfs op persoonlijk vlak. In de laatste brief aan zijn vrouw Aleida March, met wie hij vier kinderen kreeg, schrijft hij vanuit Bolivia hoezeer hij haar mist, ‘onder deze nieuwe sterrenhemel die me eraan herinnert hoe weinig ik op persoonlijk vlak uit het leven heb gehaald’.

Daar staat tegenover dat hij een groot hart had. Hij wilde zich ontfermen over de zieken, de armen, de uitgebuitenen en de verschoppelingen. Dat blijkt al uit een van zijn eerste brieven, als hij vertelt over de patiënten in een leprakolonie waar hij dan werkt. In tegenstelling tot andere artsen draagt hij doelbewust geen bescherming. Hij raakt de patiënten gewoon aan, voert lange gesprekken met ze, want ‘psychisch gezien is dit voor deze zieke mensen die normaal gesproken als wilde dieren worden bejegend, van onschatbare waarde’. In een van de laatste brieven die hij schrijft, aan zijn kinderen, in totaal waren het er vijf, herinnert hij hen eraan ‘dat we in ons eentje niets waard zijn’. En draagt hij ze op: ‘Zorg ervoor dat je altijd goed doordrongen bent van elke vorm van onrecht tegen wie dan ook, waar ook ter wereld.’

Uiteindelijk gaf hij zijn leven voor die strijd, maar je zou het ook om kunnen draaien: het was de strijd die hem leven gaf.


Mauritshuis viert 200-jarig bestaan met postzegelvel


Wereldberoemd museum viert 200-jarig bestaan: Mauritshuis zegt ’t met bloemen


PostNL Collect nr. 110, voorjaar 2022
tekst: Overeijnder Van den Dool communicatie, Rotterdam

Het Mauritshuis bestaat in 2022 op de kop af 200 jaar. Het vermaarde kunstmuseum bij het Haagse Binnenhof viert deze belangrijke mijlpaal met In volle bloei, een spectaculaire expositie van 17e eeuwse bloemstillevens. Ook verscheen er een uitbundig postzegelvel met postzegels van details uit de geëxposeerde schilderijen.

Meteen enthousiast
Iedereen bij het Mauritshuis die het postzegelvel al heeft gezien loopt wég met het ontwerp van Maud van Rossum uit Amsterdam. “Bij de eerste aanblik van de concept-ontwerpen waren we meteen zeer enthousiast”, aldus Boris de Munnick (1965), coördinator pers & publiciteit. En dat zegt veel, want in het museum is men dagelijks omringd met topkunst. Ook De Munnick is wel wat gewend als het om cultuur en historie gaat. Hij werkt(e) voor enkele van Nederlands belangrijkste musea en kunstveilinghuizen, waaronder het Rijksmuseum, Openluchtmuseum, Scheepvaartmuseum, Nederlands Fotomuseum en veilinghuis Christie’s.

De Munnick is van huis uit historicus, met een grote interesse in kunst. “Maar in dienst bij Christie’s vond ik destijds mijn ware roeping: vertéllen over geschiedenis en kunst. Voor mij niks leukers dan dat. In deze onderwerpen verdiep ik me graag en ik deel ze ook graag met anderen. Fictieboeken lees ik nooit. Non-fictie is minstens zo adembenemend en ook nog eens echt gebeurd!”

Tot de wereldtop
Dat hij dagelijks mag rondlopen in het voormalige 17e eeuwse stadspaleis van Johan Maurits (1604-1679), gouverneur van Nederlands-Brazilië, ervaart De Munnick als een voorrecht. “Het Mauritshuis heeft nog steeds de intieme sfeer van een woonhuis. Maar in dit relatief kleine gebouw hangt wel kunst van internationaal topniveau. Wat sfeer, uitstraling en niveau van collectie en wetenschappelijk onderzoek betreft behoort het Mauritshuis tot de wereldtop. En we hebben natuurlijk het Meisje met de parel van Vermeer. Het icoon van het museum.”

Persoonlijk heeft de communicatiespecialist iets speciaals met Portret van een oude man van Rembrandt uit 1667. “Mijn absolute favoriet. Hij is dan op het hoogtepunt van zijn kunnen. Ik kan er elke keer weer bewonderend naar kijken. Het Mauritshuis kocht dit meesterwerk in 1999 voor 32 miljoen gulden, zo’n 14,5 miljoen euro. Een enorm hoog bedrag, vonden velen toen. Maar het is nu vele malen meer waard.”

200 jaar bron van inspiratie
Sinds 1822 is het oude stadspaleis in gebruik als rijksmuseum. Het toont topwerken van meesters als Rembrandt, Vermeer, Hals, Van Ruisdael, Rubens en Steen. Het 200-jarig bestaan wordt uitbundig gevierd met (onder meer) een grootscheepse expositie van prachtige 17e eeuwse bloemstillevens. “Bloemen zijn feestelijk en inspirerend. Het bloementhema sluit dus ook heel goed aan op onze jubileumslogan: Mauritshuis 200 jaar bron van inspiratie.”

Opvallend veel vrouwen
In de expositie hangen ook schilderijen van vrouwen, zo’n 30 procent van de getoonde werken. Rachel Ruysch, Maria van Oosterwijck, Judith Leyster, Clara Peeters, Michaelina Wautier en Maria Sybilla Merian waren beroemde namen in hun tijd. Boris de Munnick: “Vooral met bloemstillevens waren enkele vrouwelijke schilders heel succesvol in de 17e eeuw. Sommigen hadden zelfs een eigen atelier. Dat was toen uitzonderlijk.”

‘Ja, dit is ’t!’
De oude schilderijen inspireren nog steeds, vindt De Munnick. “Dat zie je ook aan het prachtige postzegelvel van Maud van Rossum. Bij het ontwerp had zij volledig de vrije hand. Het enige wat we vroegen was: laat je inspireren door het thema en de collectie en doe er wat feestelijks mee. Maak iets spannends, iets nieuws. Het moet spetteren, kom maar op! En dat was niet tegen dovemansoren gezegd. Toen we het resultaat zagen, had iedereen meteen zoiets van: Ja, dit is het! We wisten meteen dat ze op de goede weg zat.”

‘Fris, eigentijds postzegelvel’
Het postzegelvel toont 6 verschillende postzegels met details van bloemstillevens die ook in de expositie zijn te zien. De bloemen staan in een wit decor. De zwarte velrand verbindt de afzonderlijke kunstwerken en biedt een mooi contrast met de lichte postzegels. Zelf zegt Maud van Rossum daarover: “Zo is het een fris, eigentijds postzegelvel geworden. Er is iets nieuws ontstaan, mede doordat de bloemen de postzegels van alle kanten binnenkomen.”

Technische gegevens
Postzegelformaat 36 x 25 mm
Velformaat 108 x 150 mm
Papier normaal met fosforopdruk
Gomming gegomd
Druktechniek offset
Drukkleuren cyaan, magenta, geel en zwart
Oplage 95.000 vellen
Verschijningsvorm vel van 6 postzegels in 6 verschillende ontwerpen
Ontwerp Maud van Rossum, Amsterdam
Fotografie Mauritshuis, Den Haag
Lithografie Marc Gijzen, Voorburg
Drukkerij Koninklijke Joh. Enschedé B.V., Haarlem


Postzegels met bloemenweelde voor jarig Mauritshuis


Postzegels met bloemenweelde voor jarig Mauritshuis


Den Haag, 21 februari 2022 – PostNL geeft vandaag kleurrijke postzegels uit ter gelegenheid van het jarige Mauritshuis. Dit jaar is het 200 jaar geleden dat het Mauritshuis zijn deuren opende als museum. Medeoprichter van het museum was Koning Willem I. Op het postzegelvel zijn beroemde bloemstillevens uit het jarige museum gecombineerd tot een nieuw werk.

De postzegels ‘200 jaar Mauritshuis’ zijn ontworpen door grafisch ontwerper Maud van Rossum uit Amsterdam. Zij stelde zich ten doel een sprankelend, feestelijk en kleurrijk postzegelvel te ontwerpen, waarbij zij zich liet leiden door de compositie van schilderijen die hangen in het museum. De bloemstillevens op het postzegelvel zijn geschilderd door Jan Brueghel de Oude, Jacob de Gheyn II, Ambrosius Bosschaert de Oude, Balthasar van der Ast en Jan Davidsz de Heem. Het oudste schilderij dateert uit 1610-1615, het jongste uit 1670.

In volle bloei
Om het 200-jarig jubileum te vieren, pakt het Mauritshuis uit met een tentoonstelling waarin de mooiste bloemstillevens uit de zeventiende eeuw te zien zijn. In deze tijd bloeide het bloemstilleven volledig op; van ‘onmogelijke’ fantasieboeketten tot rijkelijk versierde spektakelstukken. De tentoonstelling In volle bloei neemt je mee op ontdekkingsreis door het genre van bloemstillevens en het domein van de plantkunde.

Overhandiging
Op 15 februari overhandigde Bob van Ierland, directeur Mail bij PostNL, het eerste exemplaar van de nieuwe postzegels aan Martine Gosselink, directeur van het Mauritshuis. Dit vond plaats op het voorplein van het Mauritshuis dat, samen met de voorgevel, geheel getooid is met prachtige bloemen. Deze postzegeluitgifte is alweer de vierde uitgifte die samen met het Mauritshuis tot stand is gekomen.

Beroemde collectie
Het Mauritshuis aan het Plein in Den Haag huisvest een wereldberoemde collectie Nederlandse 17e-eeuwse schilderkunst. Naast topstukken als De stier van Paulus Potter en Gezicht op Delft en Meisje met de parel van Johannes Vermeer beschikt het museum over een toonaangevende collectie bloemstillevens. Het schilderen van dergelijke stillevens is in de 17e eeuw een gespecialiseerd genre in de Lage Landen.

Eerste openbare museum
De geschiedenis van de collectie van het Mauritshuis begint in de Galerij Prins Willem V. Deze galerij aan het Buitenhof in Den Haag werd in 1774 geopend als het eerste openbare museum van Nederland. In dat museum toonde stadhouder Willem V zijn schilderijenverzameling aan het publiek. Zijn zoon, koning Willem I, schonk een groot aantal van de werken aan de Nederlandse staat. In 1822, dit jaar 200 jaar geleden, verhuisde de collectie naar het Mauritshuis.

Verkrijgbaarheid
Het postzegelvel 200 jaar Mauritshuis telt zes verschillende postzegels met de waarde aanduiding Nederland 1, bedoeld voor post tot en met 20 gram met een bestemming binnen Nederland. De postzegels zijn vanaf 21 februari verkrijgbaar bij de Bruna-winkels en via www.postnl.nl/bijzondere-postzegels. De postzegels zijn ook telefonisch te bestellen bij de klantenservice van Collect Club op telefoonnummer 088 – 868 99 00. De geldigheidstermijn is onbepaald.


Postzegelnieuws: 200 jaar Mauritshuis


Postzegelnieuws: 200 jaar Mauritshuis


DOOR ONNO JAGER, POSTNL MARKETING, 21 FEBRUARI 2022

UITGIFTE

Op 21 februari 2022 geeft PostNL een nieuw postzegelvel uit met 6 postzegels over de beroemde bloemstillevens van het Mauritshuis in Den Haag. 200 jaar Mauritshuis wordt uitgegeven omdat dit museum 2 eeuwen geleden zijn deuren opende voor het publiek. Op de postzegels staat de waardeaanduiding 1 voor post tot en met 20 gram met een bestemming binnen Nederland. Het postzegelvel is ontworpen door Studio Maud van Rossum uit Amsterdam.

ONDERWERP

Het Mauritshuis in Den Haag huisvest een wereldberoemde collectie Nederlandse 17e-eeuwse schilderkunst. De collectie is in 2 historische gebouwen in Den Haag te zien: het Mauritshuis en de Galerij Prins Willem V. Het Mauritshuis is een 17e-eeuws stadspaleis aan het Plein, de Galerij Prins Willem V een 18e-eeuws museum aan het Buitenhof.

In de Galerij Prins Willem V begint de geschiedenis van de collectie van het Mauritshuis. De galerij wordt in 1774 geopend als het eerste openbare museum van Nederland. Daar toont stadhouder Willem V zijn schilderijenverzameling aan het publiek. Zijn zoon, koning Willem I, schenkt een groot aantal van deze werken aan de Nederlandse staat. In 1822, dit jaar 200 jaar geleden, verhuist de collectie naar het Mauritshuis. De bekendste schilderijen, zoals De stier van Paulus Potter, Gezicht op Haarlem met bleekvelden van Jacob van Ruisdael, Twee Afrikaanse mannen van Rembrandt, Gezicht op Delft en Meisje met de parel van Johannes Vermeer, zijn altijd op zaal te zien. Er is 3 keer per jaar een nieuwe tentoonstelling over een wisselend onderwerp.

In het jubileumjaar 2022 opent op 10 februari de tentoonstelling In Volle Bloei, met aandacht voor de mooiste bloemstillevens uit de collectie van het Mauritshuis. Het schilderen van bloemstillevens is in de 17e eeuw een gespecialiseerd genre in de Lage Landen. Eerst gebeurt dat vooral in Middelburg en Antwerpen, later ook in het noorden. Ter gelegenheid van het jubileum wordt op en rond het Mauritshuis een bloeminstallatie gebouwd met als inspiratie de schilderijenverzameling. Aan de gevel komen allerlei soorten duurzame imitatiebloemen uit voorjaar, zomer en herfst samen, net als in de ‘onmogelijke boeketten’ op de stillevens uit de 17e eeuw.

ONTWERP

Het postzegelvel 200 jaar Mauritshuis telt 6 postzegels in 6 verschillende ontwerpen. Rondom op het vel zijn uitsneden uit verschillende bloemstillevens van het Mauritshuis geplaatst, waarbij de bloemen in de postzegels steken. De bloemen op de postzegels zijn vrijgemaakt van hun achtergrond, zodat ze in een wit decor staan. De velranden hebben een donkere achtergrond, die de afzonderlijke kunstwerken met elkaar verbindt. Het bloemstilleven rechtsonder is vrijwel in zijn geheel afgebeeld. Links op de onderste velrand is een toelichtende tekst over de uitgifte te lezen. Grafisch ontwerper Maud van Rossum maakte een staand ontwerp, met op de postzegels de titel van de uitgifte bovenaan en sorteerhaak, waardeaanduiding, landsnaam en jaartal rechts. Aan de rand van het postzegelvel staan de namen van de schilders van de bloemstillevens.

TYPOGRAFIE

Voor de typografie van de teksten is gebruikgemaakt van de schreefloze letter Gilroy uit 2016 van Radomir Tinkov (Bulgarije) en de schreefletter Adobe Garamond Pro uit 2000 van Robert Slimbach (Verenigde Staten). Slimbach baseerde zijn letter op de Garamond uit 1531 van Claude Garamond (Frankrijk).

ONTWERPER

Grafisch ontwerper Maud van Rossum is verantwoordelijk voor het ontwerp van de postzegels ter gelegenheid van het 200-jarig jubileum van het Mauritshuis. In 2020 ontwierp Van Rossum de postzegeluitgifte voor de viering dat 450 jaar eerder de eerste atlas ter wereld verscheen. In 2021 maakte zij de postzegels voor de 50e verjaardag van koningin Máxima. “Dit is weer een heel ander onderwerp”, zegt Van Rossum over het door haar ontworpen postzegelvel 200 jaar Mauritshuis.

Virtuele wandeling Nadat PostNL contact met haar had gezocht over de opdracht, ging Van Rossum dezelfde dag nog op onderzoek uit. “Het Mauritshuis heeft een fantastische website, waarop je het museum ook online kunt bezoeken. Ze hebben de lockdown benut om het gehele museum te digitaliseren. Vanaf de bank thuis wandel je virtueel door de zalen heen. Diezelfde avond heb ik elk bloemstilleven uit de collectie op mijn eigen beeldscherm kunnen bekijken.”

Oog voor detail Enkele dagen later liep Van Rossum in het echte museum rond. “Je merkt dan direct dat je met andere ogen kijkt naar de bloemstillevens die daar hangen, met nog meer ontzag. Je bent je veel bewuster van elke penseelstreek van de schilder, van de aandacht voor ieder detail. Het is indrukwekkend als je ziet hoe schilders in die tijd in staat waren de prachtigste bloemen nauwkeurig af te beelden. Inclusief de verdorde bloempjes en allerkleinste insecten op aangevreten bladeren. Echt magnifiek.”

Vrijstaande beelden Na haar bezoek aan het museum begon de grafisch ontwerper te experimenteren met het vrijstaand maken van de beelden in hoge resolutie. “Vrijwel alle bloemstillevens in de museumcollectie hebben een diepdonkere achtergrond”, zegt Van Rossum. “Op postzegels is dat erg lastig voor de leesbaarheid: voor de typografie, de stempeling, de fosforlaag en de sorteerhaak. Het weghalen van de achtergrond heb ik gedaan in Photoshop door op een iPad met digitale pen de contouren van elk te bewaren detail aan te stippen en de rest te wissen. Echt monnikenwerk. Je duikt de diepte in van ieder schilderij, het werkte bijna mediterend. En tegelijk was het spannend, want wat is het resultaat als je de donkere achtergrond door een lichte vervangt. Blijven ze overeind? Krijgen ze een nieuwe zeggingskracht? Ik vind van wel. Het Mauritshuis heeft 20 bloemstillevens. De in mijn ogen 10 mooiste boeketten heb ik vrijstaand gemaakt en 5 ervan zijn uiteindelijk op het postzegelvel terechtgekomen.”

Experimenten Van Rossum wilde een sprankelend, feestelijk en kleurrijk postzegelvel ontwerpen. “Ik heb mij laten leiden door de compositie van de schilderijen zelf. Niet door de personages van de schilders, de onderlinge relaties en invloeden of de periode waarin ze actief waren. Vanuit die vrijheid experimenteerde ik met verschillende aantallen schilderijen op de postzegels, met close-ups, verschillende patronen op het vel, beeldmontages, doorloopeffecten op de tabs, enzovoort. Voor alle zekerheid heb ik ook nog een concept uitgewerkt met complete foto’s van de oorspronkelijke schilderijen. Maar dat was te braaf, te weinig verrassend. ”

Fris en eigentijds Dat alles leidde tot 3 schetsvoorstellen die aan PostNL en het Mauritshuis werden voorgelegd. Van Rossum: “Ze waren meteen enthousiast over het ontwerp dat ook mijn voorkeur had. Hierin zijn 5 vrijstaand gemaakte bloemstillevens op de postzegels geplaatst, terwijl ze door het weghalen van hun achtergrond samen één nieuw bloemstilleven vormen. Op de velrand heb ik juist een nieuwe donkere achtergrond toegevoegd om de afzonderlijke kunstwerken naar elkaar toe te trekken. Dat donkere kader zorgt voor een mooi contrast met de lichte postzegels. Zo is het een fris, eigentijds postzegelvel geworden. Er is iets nieuws ontstaan, mede doordat de bloemen van alle kanten de postzegels binnenkomen.”

Artistieke vrijheid Van Rossum greep ook in de schilderijen zelf in als zij dat voor het eindresultaat noodzakelijk vond. “Zo hoort de gele vlinder rechtsonder op het postzegelvel eigenlijk bij het bloemstilleven van Jan Davidsz de Heem in de rechterbovenhoek. Soms heb ik een bloem weggehaald of verplaatst als dat voor de compositie beter was. Bij elke stap hield ik de kracht van de beelden in de gaten, zowel op het complete postzegelvel als op iedere postzegel afzonderlijk. De lithograaf heeft tot slot de kleuren flink opgepept om ze nog meer naar elkaar toe te trekken.”

Typografie Al tijdens het maken van de schetsvoorstellen probeerde Van Rossum verschillende manieren uit om de typografie op het ontwerp aan te sluiten. “Voor de titel van de uitgifte en de postale gegevens heb ik de schreefloze Gilroy gebruikt. Een eigentijdse, geometrische en heldere letter die ook in een klein corps duidelijk leesbaar blijft. Daartegenover heb ik de Adobe Garamond gezet, een klassiek, chique en feestelijk font dat goed bij het jubileumkarakter past. Deze Garamond heeft sierlijke initiaalletters, let maar eens op de hoofdletter M van Mauritshuis in de titel op de postzegels. Die titel heb ik de kleur oudroze gegeven, wat mooi aansluit op alle bloemkleuren.”

Over de ontwerper Studio Maud van Rossum is een studio voor grafische vormgeving, gevestigd in Amsterdam. De studio heeft een op de inhoud gerichte aanpak. Opdrachtgever en onderwerp staan centraal in het zoeken naar de ideale vorm voor een project. De vormgeving is ingetogen, secuur en dienstbaar waarbij typografie de leidende draad vormt. Creativiteit gaat hand in hand met een praktische inslag. Niet alleen vormgeving, maar ook tekstredactie, beeldredactie, materialisering, planning en productie worden met zorg aangepakt. Studio Maud van Rossum is gespecialiseerd in het vormgeven van boeken en werkt voor uitgeverijen als Architectura & Natura, Athenaeum Polak & Van Gennep, Boom, Lecturis, nai010, Plantage, Thoth, Vantilt en musea als het Bonnefanten, het Cuypershuis en Van Bommel van Dam.

Na haar studie aan het Sint Lucas in Boxtel (1992-1996) vervolgde Maud van Rossum (1974) haar opleiding grafisch ontwerpen aan de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem (1996-2000). Daar kreeg ze les van onder meer Gerard Schilder, Thomas Widdershoven en Pieter Hildering. In 2000 trad ze in dienst bij Piet Gerards Ontwerpers, waar ze talloze boeken heeft vormgegeven. Vanaf 1 juli 2018 heeft Maud van Rossum Piet Gerards Ontwerpers overgenomen en voortgezet onder haar eigen naam.

Voor PostNL ontwierp Van Rossum de postzegels Koningin Máxima 50 jaar (2021) en De eerste atlassen (2020). Samen met Piet Gerards maakte zij eerder de postzegels Werelderfgoed Nederland (2014), Inhuldiging Willem-Alexander (2013) en Heemschut 100 jaar (2011).

TECHNISCHE GEGEVENS
Postzegelformaat
36 x 25 mm
Velformaat
108 x 150 mm
Papier
Normaal met fosforopdruk
Gomming
Gegomd
Druktechniek
Offset
Drukkleuren
Cyaan, magenta, geel en zwart
Oplage
95.000 vellen
Verschijningsvorm
Vel van 6 postzegels in 6 verschillende ontwerpen
Ontwerp
Studio Maud van Rossum, Amsterdam
Fotografie
Mauritshuis, Den Haag
Lithografie
Marc Gijzen, Voorburg
Drukkerij
Koninklijke Joh. Enschedé B.V., Haarlem
Artikelnummer
420262
© 2022 Koninklijke PostNL BV
Bron: Mauritshuis Den Haag
De postzegels zijn, zolang de voorraad strekt, verkrijgbaar bij het postkantoor in de Bruna-winkels en via www.postnl.nl/bijzondere-postzegels. De postzegels zijn ook telefonisch te bestellen bij de klantenservice van Collect Club op telefoonnummer 088 868 99 00. De geldigheidstermijn is onbepaald.

 5 BLOEMSTILLEVENS OP DE ZEGELS

Jan Brueghel de Oude, Wan-Li-vaas met bloemen, c. 1610-1615: Jan Brueghel de Oude schilderde zo precies dat hij de Fluwelen Brueghel werd genoemd. Hij was de eerste Vlaming die bloemstillevens schilderde en had daar veel succes mee. Dit kleine boeket van voornamelijk rozen en tulpen staat in een bijzonder vaasje van Chinees porselein. Het is een kendi, een Chinese waterfles. Brueghel plaatste het voor een donkere achtergrond, waartegen de rozen, narcisjes en gevlamde tulpen mooi afsteken.

Balthasar van der Ast, Bloemen in een Wan-Li vaas en schelpen, c. 1640-1650: Van der Ast introduceerde een aantal belangrijke vernieuwingen in het bloemstilleven. Hij schilderde dit boeket veel losser dan zijn voorgangers deden en beperkte zich tot maar een paar bloemsoorten. Daardoor kun je je beter voorstellen dat dit elegante boeket echt bestaan heeft. De bloemen stralen exclusiviteit uit. Dat wordt versterkt door het kostbare vaasje van Chinees porselein en de verzameling exotische schelpen.

Jan Davidsz de Heem, Vaas met bloemen, c. 1670: Vergeleken met bloemstillevens uit de vroege 17e eeuw is dit schilderij een ware bloemenexplosie. Hier geen stijf boeket, maar een bonte overdaad aan bloemen, die over de rand van de vaas hangen. Bijzonder is de weerspiegeling in de glazen fles. Daarin is het atelierraam te zien met een wolkenlucht en wat voorwerpen in de vensterbank. De Heem was de invloedrijkste bloemschilder van zijn tijd. Hij woonde verschillende perioden in Antwerpen en maakte daar kennis met het uitbundige van het zuiden.

Ambrosius Bosschaert de Oude, Vaas met bloemen in een venster, 1618: Dit schilderij met een bont boeket van 30 soorten bloemen is een topstuk van Ambrosius Bosschaert. Hij bracht de bloemen nauwkeurig in beeld, zodat ze stuk voor stuk goed te herkennen zijn. Daarmee biedt dit schilderij een overzicht van de mooiste bloemen die Bosschaert kende, waaronder de tulp die destijds in Holland nog zeldzaam was. Bosschaert baseerde zijn boeket op losse studies die hij gedurende het jaar maakte. Zo kon hij een boeket samenstellen van bloemen die in werkelijkheid niet tegelijkertijd bloeien.

Jacob de Gheyn II, Bloemen in een glazen fles, 1612: De Haagse schilder De Gheyn was misschien wel de eerste Hollandse meester die kort na 1600 een zelfstandig bloemstilleven schilderde. Dit schilderij maakte hij ruim 10 jaar later. Het toont een rijk boeket met veel verschillende bloemen. De Gheyn heeft geen bestaand boeket nageschilderd, want deze bloemen bloeien op verschillende momenten. Het ging hem erom de mooiste bloemen te portretteren. Daarom plaatste hij ze allemaal goed zichtbaar aan de voorkant van het boeket.

Bron: Mauritshuis


Tweede prijs ‘Het mooiste postzegelvel van 2021’


Tweede prijs ‘Het mooiste postzegelvel van 2021’


Het postzegelvel ‘Koningin Máxima 50 jaar’ heeft een tweede plek verworven in de verkiezing voor mooiste postzegelvel van 2021. Deze verkiezing werd georganiseerd door Collect Magazine (uitgifte van PostNL).

De Kinderpostzegels van 2021 met daarop Tom Poes en heer Bommel eindigde als eerste (illustratie: Tim Artz uit Nijmegen / vormgeving: Ubald Seveke, Amsterdam) en het vel ‘Innovatief Nederland / TU Delft’ (ontwerp: Erwin Suvaal, Rijsbergen) eindigde als derde.


De Monsterkamer sluit haar deuren


De Monsterkamer sluit haar deuren


De Monsterkamer is door Esther Krop opgericht in januari 2011 en heeft ruim 10 jaar kunnen functioneren als een instituut dat velen inspireert en informeert op het gebied van papier en drukwerk. Uniek in de grafische wereld. De onrust op de papiermarkt heeft ook gevolgen voor de continuïteit van De Monsterkamer. De laatste twee jaar is er (mede vanwege de maatregelen) veel veranderd. De Monsterkamer heeft altijd als ontmoetingsplek gefunctioneerd en daar kwam abrupt een einde aan tijdens de lockdown. Al met al hebben meerdere factoren ertoe geleid dat Esther besloot te stoppen.

Esther Krop: ‘Ik wil alle bezoekers van de Monsterkamer (ontwerpers, uitgevers, studenten) bedanken voor jullie interesse en de fijne gesprekken. Alle partners van De Monsterkamer (papierleveranciers, fabrieken, drukkers, binders, lithografen en vele anderen) wil ik bedanken voor jullie betrokkenheid en waardering. Samen hebben we iets moois neergezet. Mijn speciale dank gaat uit naar Maud van Rossum, Justina Nekrašaitė, Philip Stroomberg, Koen Slothouber, Birgit Vredenburg, Hendrik-Jan Hunneman, Nuno Beijinho, Kresten van Leeuwen en Bregt Balk voor hun waardevolle ideeën, harde werk en de niet aflatende steun die zij aan dit project hebben gegeven.’

De website blijft in de lucht en de webshop blijft open.


Afscheidsfeestje met huidige medewerkers in De Monsterkamer, 17 december 2021. V.l.n.r: Birgit Vredenburg (interviews, projecten en sociale media), Justina Nekrašaitė (fotografie van events, projecten en webshop), Philip Stroomberg (Plain Paper magazine, educatie), Esther Krop, Koen Slothouber (papiernieuws, ontwerp drukwerk), Maud van Rossum (papieradvies, database, grafisch woordenboek, organisatie events en reisgenoot)



Interview in jaarboek Buun 2022: ‘Het punkmeisje en de koningin’


Interview in jaarboek Buun 2022

Vanaf 19 november 2021 ligt de Buun weer in de boekhandel. Hét jaarboek over Venlo en omgeving. Over cultuur, muziek, design, literatuur, mode, sport, historie en architectuur. Rob Stikkelbroeck, journalist bij De Limburger, interviewde me voor het jaarboek. Aanleiding was het postzegelvel dat ik ter ere van de 50ste verjaardag van koningin Máxima in opdracht van PostNL mocht vormgeven. Vanwege de coronasituatie is de presentatie van de Buun helaas niet doorgegaan. De Buun is te koop bij boekhandel Koops in Venlo of te bestellen via de lokale boekhandel. Het complete interview is hieronder te lezen.
Rob Stikkelbroeck, Buun 2022, ISBN 9789076758244


‘Het punkmeisje en de koningin’

Met een gekarteld stukje papier van 3,6 bij 5 centimeter was Maud van Rossum (Blerick, 1974) in mei van dit jaar even landelijk nieuws. Haar persoonlijke ontwerp van de postzegels ter ere van de vijftigste verjaardag van koningin Máxima, bleek een gouden greep. En nu wacht de volgende prestige-opdracht: het New York Metropolitan Museum.

Een jonge vrouw, in een schijnbaar onbewaakt moment en profil en in zwart-wit gefotografeerd. Geen geposeerde glimlach en al helemaal geen staatsieportret. Precies het beeld dat Maud van Rossum zocht voor de jubileumpostzegels die PostNL zou uitbrengen op de vijftigste verjaardag van koningin Máxima. Alleen, het beeld was niet openbaar en stond ingelijst op een kastje in Paleis Huis ten Bosch. Zichtbaar tijdens de coronatoespraak van koning Willem-Alexander in maart 2020. Toch bleek het geen enkel probleem om het portret te mogen gebruiken. “Je vraagt je wel af hoe dat dan gaat, of het koninklijk paar zegt; ‘doe maar’. Ik heb ook nooit te horen gekregen wie de foto heeft gemaakt. Alleen dat het in 1999, het jaar dat Willem-Alexander Máxima leerde kennen, en in New York moest zijn geweest. Dat geeft te raden. In ieder geval zorgde het persoonlijk portret voor behoorlijk wat aandacht voor het postzegelvelletje. Belde ’s morgens al het NOS Journaal. En ’s avonds werd mijn ontwerp op tv in het Jeugdjournaal en Shownieuws getoond.”

Maar eigenlijk hoeft al die aandacht niet voor Van Rossum. De luwte, die vindt ze prima. Geen valse bescheidenheid maar een karaktertrek die zich ook uit in haar werk. Het is zelfs een gewaardeerd kenmerk op het professionele vlak. Dienstbaarheid aan de opdrachtgever. Het onderwerp moet goed overkomen, helder zijn in een oogopslag, fris. “Vormgeving moet niet als eerste opvallen. Pas als je in een later stadium beter gaat kijken, realiseer je je dat het ontwerp goed in elkaar zit en dat er is nagedacht over de gebruikte lettertypen, materialen en vormen. Auteurs zijn soms al jaren bezig met hun werk. Als vormgever probeer je dan juist die frisse blik te bieden, dingen op een bepaalde manier naar voren te brengen zodat het complete product er beter van wordt. Ingetogenheid is ook zo’n kenmerk en het is zoals ik ben. Ik kijk de kat uit de boom, ben geen schreeuwlelijk die vooraan staat. Heb daarin ook een goede leerschool gehad bij Piet Gerards.”

Met Piet Gerards is de naam gevallen van de grafisch ontwerper die een grote invloed heeft gehad op de ontwikkeling van Maud van Rossum. Het was in zijn ontwerpbureau in Heerlen waar ze haar eerste schreden zette in een vakgebied dat ze altijd al ambieerde. Via de havo op het Blariacum College in Blerick, kunstvakschool Sint Lucas in Boxtel en de Hogeschool voor de Kunsten in Arnhem werd ze klaargestoomd en bij Piet Gerards werd verder geboetseerd. Er ontwikkelde zich een grote voorliefde voor boekvormgeving en printwerk, iets dat tot op de dag van vandaag voortduurt. Een simpele verklaring: “Ten eerste heb je met drukwerk op een gegeven moment iets tastbaars in handen. Je voelt het, kunt het ruiken. Wat ik maak, moet tot op de millimeter kloppen. Dat kan prima bij printwerk. Ten tweede heb je altijd naslagwerk. Ga op internet maar eens een artikel van vijftien jaar geleden opzoeken. Een boek trek ik zo uit de kast. Gelukkig zijn er nog genoeg opdrachtgevers die het belang van print inzien. Er is echter wel veel verdwenen. Vroeger lieten grote bedrijven een jaarverslag drukken op papier. Dat waren altijd flinke producties maar die opdrachten zijn helaas nagenoeg opgedroogd.”

Van Rossum en haar partner Rob Rouleaux uit Tegelen wonen inmiddels een dikke tien jaar in Amsterdam. Daar spreken ze dialect tegen elkaar maar verder is er weinig dat hen in het dagelijks leven verbindt aan Venlo. Toch is er nog altijd een sterke band, zo’n gevoelsmatige verbondenheid die je waarschijnlijk alleen kunt uitleggen als je als Venlonaar in den vreemde woont. Voor Van Rossum is Venlo, of specifieker de Molenbossen in Blerick, de plek waar haar wieg stond. Daarna volgde al snel stadsuitbreidingswijk de Vossener waar ze haar complete jeugd doorbracht. “Zo’n typische wijk met van die tussendoorstraatjes zodat je nooit een grote weg over hoefde te steken. Veel gespeeld op het schoolplein van basisschool ’t Ritjen, een hele normale kindertijd.”

De havo volgde op het Blariacum College waar de jonge Van Rossum al snel wist wat ze wilde. Tijdens een maatschappelijke stage bij het E3 Journaal van Albert Lamberts kwam ze in aanraking met de drukkerij in de tijd dat het maken van een krant nog veelal handwerk was. Als zestienjarige schreef ze zich in voor de opleiding Reclame en Presentatietechniek op het Sint Lucas in Boxtel. “MBO inderdaad maar ik vond mezelf nog wat jong om al naar de kunstacademie te gaan. Hoewel ik het toelatingsexamen haalde, werd ik toch uitgeloot omdat ik me vrij laat pas had ingeschreven. Wist ik veel, ik had me er ook niet echt in verdiept. Maar toen wist ik het even niet meer, een andere keuze was er niet voor mij en ik was nog leerplichtig. Besloten werd om dan maar een jaartje atheneum te gaan doen. Niet echt een succes maar ik voldeed aan wat ik moest doen. Daarna lukte het wel in Boxtel en dat was verder gewoon een schoolse opleiding. En vervolgens alsnog de kunstacademie in Arnhem.”

In het atheneumtussenjaar tijdens vastelaovend, kreeg Van Rossum een baantje bij café De Splinter. Eerst de garderobe, later ook achter de bar. “Mijn publiek, het alternatieve volk van Venlo. Daar kon echt alles, heftige feestjes en een leuke groep mensen waarmee ik werkte. Ik heb daar jaren gestaan, ook toen ik al werkte bij Piet Gerards. Later ben ik nog vrijwilliger geworden bij Perron55 totdat we in 2011 naar Amsterdam vertrokken. Bij Perron deed ik, naast barwerk, de vormgeving van het vrijwilligersblaadje en via contacten kwam ik ook terecht bij het maken van de festivalkrant van het Zomerparkfeest, Parkpraot. Dat hebben Rob als fotograaf en beeldredacteur en ik zelfs nog gedaan toen we al in Amsterdam woonden. Superleuk, tot 3, 4 uur ’s nachts aan het werk, Sef Derkx die om half één nog even live zijn column komt tikken. Fantastische tijd maar op een gegeven moment gaat dat nachtelijk werk en slapen bij vrienden je toch wel opbreken. Helaas is er nu helemaal geen krantje meer, toch wel jammer. Het Zomerparkfeest was ook iets waar we ieder jaar voor terugkwamen naar Venlo, al was dat de laatste twee jaar door corona helaas ook niet het geval.”

 

Waar Piet Gerards een belangrijke rol speelt in het leven van Maud van Rossum, mag ook Baer Cornet niet onbenoemd worden gelaten. De man achter vele grafische uitingen in het Venlose en ver daarbuiten, overleed in 2014 maar zag in Van Rossum zijn logische opvolger. “Ergens in 2002 of 2003 heb ik hem opgebeld. Ik keek altijd ontzettend op tegen zijn werk. Een ontzettend leuk gesprek waaruit een mooie vriendschap is ontstaan. Op vrijdagmiddag, als ik vrij was bij Piet, ging ik vaak bij Baer langs. Zaten we aan zijn grote tafel, wijntje erbij en dan bespraken we ons werk. Toen Baer ziek werd, heeft hij me gevraagd zijn vormgevingswerk voor onder andere het Limburgs Landschap en het Venlose gemeentearchief over te nemen. Dat heb ik gedaan en bij het archief doe ik dat tot op de dag van vandaag. De Venlose Katernen en de boeken die worden uitgegeven. Venlose opdrachten zijn soms toch wel wat persoonlijker. Je deelt die stad met elkaar, en daarbij ook een gezamenlijk verleden. En daarnaast zijn mijn ouders, die nog altijd in Blerick wonen, supertrots als de naam van hun dochter weer ergens verschijnt.”

Amsterdam is inmiddels echt de thuisbasis voor Van Rossum. Ze woont in de wijk Bos en Lommer, op tien minuten van de Dam. Naast haar eigen bureau is ze verbonden aan de Monsterkamer, een kennisbank waar potentiële klanten gratis advies kunnen krijgen over papier en drukwerk. “Natuurlijk heb ik moeten wennen. Tijdens een rondje door Venlo wordt je zeker drie tot vijf keer aangesproken door een bekende, dat is in Amsterdam wel anders. Ook de mentaliteit in de Randstad was wennen, al kan ik de directheid toch ook wel waarderen. In Venlo blijft veel onder de warme deken hangen. Ik liep er tegen mijn grenzen aan. Het ons-kent-ons is soms heel handig, de lijntjes zijn kort in Venlo, zeker in het culturele wereldje waar ik in zat. En dat beklemde me op een gegeven moment wel. Een dubbel gevoel eigenlijk, iets wat fijn is kan je ook tegenwerken.”

In 2018 begon Van Rossum voor zichzelf. Piet Gerards ging met pensioen en zij nam het bedrijf over. Ze greep de kans met beide handen aan en had als startende ondernemer het voordeel dat ze niet met een leeg klantenbestand begon. PostNL meldde zich al snel met een opdracht voor het vervaardigen van een serie postzegels met als thema ‘De eerste atlassen’ uit de 16e en 17e eeuw. Het postbedrijf was geen onbekende want samen met Gerards maakte Van Rossum in 2013 al een setje zegels vanwege de troonsopvolging van Beatrix door Willem-Alexander. De gedetailleerde atlasserie was een succes waarna PostNL al vrij snel weer op de stoep stond, met een nóg prestigieuzer verzoek: 50 jaar Máxima. “En toen moest ik wel even slikken, moet ik bekennen. Ik ben namelijk helemaal niet zo koningsgezind en zo wil ik ook niet te boek staan. In Amsterdam kom ik in een punkcafeetje, ik heb vrienden in de krakersscene. Aan de andere kant is het een ontzettende eer. En postzegels zijn voor een ontwerper ook wel de top. Alles moet op een klein stukje papier. In het geval van Máxima ook nog eens met heel veel verplichtingen en restricties. Je hebt te maken met PostNL, het Kabinet van de Koning, de Rijksvoorlichtingsdienst en het koningspaar wilde uiteindelijk zelf ook nog even kijken. Bij Máxima hoefde ik me niet te verdiepen in het onderwerp. Ik wilde haar laten zien zoals ik denk dat ze is. Geen staatsieportretten, geen handjes schudden, geen bloemen. Daarom was die persoonlijke foto ook zo mooi.”

Beter wordt het niet na Maxima? Zou je denken maar de volgende mijlpaal in het professionele leven van Maud van Rossum dient zich al weer aan. Enige tijd geleden kwam ze in contact met grafisch ontwerper Willem van Zoetendaal. Die maakte een boek getiteld Spul met foto’s van alle zaken die tijdens de graafwerkzaamheden bij de Noord-Zuidlijn in Amsterdam uit de grond zijn gehaald. Het zette hem internationaal op de kaart waarna het Metropolitan Museum in New York zich bij hem meldde. Het wereldberoemde museum heeft een enorme fashionafdeling waarvan de topstukken in twee opvolgende exposities worden tentoongesteld. Bij zo’n expositie wordt ook een catalogus gemaakt en daar komt Van Rossum om de hoek kijken. “Willem vroeg mij of ik hem wilde assisteren toen hij doorhad wat voor enorm project het eigenlijk is. Dat boek komt in een oplage van 20.000 stuks. Boeken die ik vormgeef doen normaal zo rond de 500, maximaal 1000 stuks, met hier en daar een uitschieter. De presentatie is in mei 2022, waarschijnlijk tegelijk met het ‘Met Gala’. Echt zo’n Amerikaanse sponsorbijeenkomst waar mensen als George Clooney en zo komen. Verder is er onlangs een boekje verschenen over de collectie van het museum van Bommel van Dam en ben ik onder andere bezig met een historische atlas over Amsterdam, een vierdelig boekwerk over de geschiedenis van de provincie Gelderland en voor PostNL mag ik weer een nieuw postzegelvel vormgeven. Kortom, ik ben nog wel even onder de pannen.”


Studio Maud van Rossum drie jaar

Vandaag, 1 juli 2021, is het precies 3 jaar geleden dat ik Piet Gerards Ontwerpers overnam en als Studio Maud van Rossum verderging. Dank aan alle opdrachtgevers en betrokkenen voor het vertrouwen en de mooie samenwerking in een voor velen lastig jaar. Natuurlijk ook dank aan de lithografen, drukkers en binders, want zonder hen bestaat drukwerk niet. Op naar een nieuw jaar vol met mooie, nieuwe, spannende en inspirerende producties!


‘Geen vorstin in een glazen huisje’


‘Geen vorstin in een glazen huisje’


PostNL Collect nr. 107, zomer 2021
tekst: Overeijnder Van den Dool communicatie, Rotterdam

Koningin Máxima hebben we in Nederland leren kennen als een spontane zelfstandige vrouw die midden in het leven staat. En dat is ook precies het beeld dat ontwerper Maud van Rossum oproept met het postzegelvel Koningin Máxima 50 jaar. “Geen vorstin in een glazen huisje, maar een echt mens met beide voeten in de maatschappij.”

Totaal verschillend

Weet u nog? Nog maar een jaar geleden vertelde de Amsterdamse ontwerper (1974) in Collect over het hoe en waarom van het postzegelvel De eerste atlassen, dat ze even eerder had ontworpen. Slechts luttele maanden later kreeg Maud van Rossum opnieuw een verzoek van PostNL: of ze het postzegelvel ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de koningin in 2021 wilde ontwerpen.

Weer een postzegelvel dus. Maar daar hield de overeenkomst mee op. Niet alleen verliep het proces formeler, ook de resultaten zijn totaal verschillend. “De eerste atlassen was min of meer een vrije opdracht, die ik zelf kon invullen. Voor Koningin Máxima 50 jaar lag vooraf veel meer vast. Ik moest rekening houden met de wensen PostNL, maar ook met die van de Rijksvoorlichtingsdient en het Kabinet van de Koning.”

Waardig postzegelvel

Mauds eerste idee was om 5 postzegels te ontwerpen die elk 10 jaar van het leven van de koningin zouden belichten. “Daarmee zou ik dan haar hele leven te pakken hebben.” Maar die ingeving moest ze al snel laten varen. De voorkeur ging uit naar een waardig postzegelvel met beelden van koningin Máxima’s rol als koningin en de maatschappelijke functies die ze vervult. De ontwerper had wel de vrijheid om zelf de beelden te selecteren. De foto’s van fotojournalist Robin Utrecht spraken het meeste aan. “Hij maakt geen afstandelijke telelensfoto’s, maar levendige beelden die je echt in contact brengen met onze koningin.”

Spannend vel met veel dynamiek

Tegen haar gewoonte in dook Maud van Rossum niet eerst in het onderwerp, maar in de vormgeving. “Ik wilde namelijk per se buiten het stramien blijven van een paar brave rechthoeken met foto’s… en o ja, ook nog een plekje voor de gegevens. Ik zocht een spannend beeld met veel dynamiek.” Resultaat: een levendig vel verdeeld in drie kloeke banen in rood, wit en blauw. De driekleur keert ook subtiel terug in de schuine scheidingen tussen de beelden. “Deze doen denken aan wimpels. Maar ook aan pijlen. Ze scheiden de tekst van de foto’s en brengen dynamiek in het beeld.”

Unieke zwartwitfoto uit boekenkast

Heel trots is Maud op de grote zwartwit-foto links: een privéfoto de koningin. “Mijn oog viel er toevallig op tijdens de coronatoespraak van de koning vorig jaar. De foto stond heel vaag op de achtergrond in de boekenkast. Ik ben heel blij dat ik hem mocht gebruiken voor mijn postzegelvel. Het is een unieke foto die onze koningin toont in een heel intieme, informele sfeer.”

Frisse en levendig

Bij elkaar roepen de 5 foto’s op het vel een fris en levendig beeld op van de koningin in diverse gedaanten en stemmingen: als vorstin, als echtgenote en als sterke vrouw met een eigen carrière, die midden in de maatschappij staat. Vrolijk, stemmig, geïnteresseerd, ingetogen en uitbundig. “Ik wilde een compleet beeld neerzetten en dat is absoluut gelukt. En vooral die mooie privéfoto geeft nét dat extra laagje dat haar ook als persoon recht doet.

“Of ik de koningin beter heb leren kennen door deze opdracht? Nee, niet echt. Je leert iemand niet kennen door naar foto’s te kijken. Ook voorheen zag ik haar altijd als een frisse wind door het koningshuis. Een sterke vrouw met een actief eigen leven en een eigen mening.”


Winnaar mr. J. Dutilhprijs 2020


Winnaar mr. J. Dutilhprijs 2020


Juryrapport, uitgesproken door Nelleke Noordervliet (voorzitter) op 10 juni 2021

‘Het gebeurt zelden dat twee mensen die over een bepaald onderwerp met elkaar praten het ook inderdaad over hetzelfde hebben,’ schreef de Rotterdamse auteur Anna Blaman halverwege de vorige eeuw. In gesprekken over literatuur zag Blaman vaak het misverstand intreden, want wat houdt precies een goed boek in? Precies over die vraag heeft de jury voor de Mr. Jacques Dutilhprijs zich voor de veertiende keer gebogen, en dan in het bijzonder over de vraag: wat houdt een goed boek in over de historie van Rotterdam? Het reglement biedt ons wat dat betreft eigenlijk weinig houvast, ontdekten we, en we hebben dan ook het voornemen om de criteria voor de prijs nog eens kritisch onder de loep te nemen. Bij de volgende uitreiking hoort u er meer over.

Op onze lijst stonden vele prachtige boeken. Publicaties over bestuurlijk Rotterdam zoals Bevlogen bestuurders: achter de schermen van het Rotterdamse Stadhuis, 1966-2006 van Sjef van der Poel, De kroonprins van Nieuw Links: Biografie van André van der Louw (1933-2005) van Chris Hietland of Rotterdam: stad van twee snelheden van de Rotterdamse journalist Mark Hoogstad. Waar Hoogstad schreef over de recente intriges op het stadhuis, bespreken de andere auteurs de naoorlogse periode van een Rotterdam in (her)opkomst. We merkten op dat boeken over de Rotterdamse geschiedenis vaak gaan over het wederopbouwverhaal van haven en heipalen, bommen en gebouwen, arbeiders en architecten. De biografie over de havenreders Frédéric en Antoine Plate 1802-1927 van Len de Klerk gaf ons echter een kijkje in de Rotterdamse haven van voor de Tweede Wereldoorlog. Boeken die geheel buiten dit profiel vallen, zijn die van Mart van Lieburg over Vijf eeuwen geneeskunde en gezondheidszorg in Rotterdam 1465-1965: de voorgeschiedenis van het Erasmus MC en Merlijn Kerkhof’s pakkende Oude Maasweg kwart voor drie: het verbazingwekkende verhaal van The Amazing Stroopwafels over de Rotterdamse band van zijn vader.

De boeken die de jury als de beste drie van 2018 en 2019 beschouwde, passen wél geheel in het wederopbouwverhaal, maar ze werpen daar alle drie een nieuw, scherp licht op. Dat is te danken aan het diepgravende onderzoek dat de auteurs hebben verricht en hun vermogen om op basis daarvan een verhaal te schrijven met een heldere lijn en een duidelijke visie.

Een onderwerp waar al heel veel over geschreven is, namelijk Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog blijkt toch een kant te hebben waarover we nog heel weinig wisten, zo laat het boek Target Rotterdam zien. Auteurs Jac Baart en Lennart van Oudheusden halen het bestaande beeld dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland slechts vijf dagen duurde radicaal onderuit: de oorlog ging na die vijf dagen door bóven Nederland, in de lucht, en dan vooral boven Rotterdam. De jury vindt dat de auteurs erin zijn geslaagd zeer gedetailleerde informatie over zaken als wapens en vliegtuigen te vervlechten in een goed lopend verhaal, waarin ook aandacht is voor het gewone leven in de stad. Eén van de juryleden noemde het boek zelfs een pageturner. Het geheel is gebaseerd op een indrukwekkende diversiteit aan nieuwe bronnen, waaronder meerdere privé-archieven.

Ook Wessel Krul heeft geen archiefdoos ongeopend gelaten bij zijn onderzoek naar de omstreden kunstverzamelaar en museumdirecteur Dirk Hannema. In zijn inleiding schrijft hij dat dit archiefmateriaal hem ervoor heeft behoed om, net als Hannema zelf, ten prooi te vallen aan illusie. Even een toelichting tussendoor, voor wie de tragische illusie van Hannema niet kent: Hannema bleef er tot aan zijn dood van overtuigd dat hij een verzameling echte schilderijen van Vermeer in zijn bezit had, ondanks alle bewijzen van het tegendeel. Je zou over het leven van Hannema ‘een spectaculaire roman’ kunnen schrijven ‘over collaboratie, kunstvervalsing en gezichtsverlies’, zo schrijft Krul verder in de inleiding, maar dat laat hij graag aan anderen over. De werkelijkheid is vaak ‘al wonderlijk genoeg’ vindt Krul. 

Daarom houdt hij het bij originele documenten en neemt hij ook alles wat Hannema zelf over zijn leven heeft geschreven met een flinke korrel zout. De lijst van geraadpleegde literatuur toont dat Krul niet alleen diep maar ook breed onderzoek heeft gedaan naar alle onderwerpen die in Hannema’s leven een rol speelden. Al met al is dit een voorbeeldige basis die heeft geleid tot een zeer complete biografie, zonder een kruimeltje historisch fake nieuws. Deze objectieve houding heeft Krul er niet van weerhouden een oordeel te vellen als het gaat om Hannema’s handelen tijdens de bezetting van Nederland door de nazi’s. Volgens hem is het onmogelijk om bij een onderwerp als dit morele oordelen te vermijden. Tegelijkertijd distantieert hij zich beslist van ‘het opgelegde vertoon van verontwaardiging’ dat kenmerkend is voor eerdere publicaties over Hannema. Een eerlijke en dappere keuze.

Het derde boek dat de shortlist van de Dutilhprijs haalde doet qua diepgravend onderzoek niet onder voor de twee andere. Het is de biografie, en proefschrift-handelseditie, van Hanneke Oosterhof over architect, stedenbouwkundige, fotograaf en grafisch ontwerper Lotte Stam-Beese, die in Rotterdam haar grootste stedenbouwkundige projecten heeft kunnen realiseren en er jarenlang werkzaam was als architect, vanaf 1957 hoofdarchitect, bij de Dienst Stadsontwikkeling en Wederopbouw.

Hanneke Oosterhof weet heel knap de beroepsmatige en de persoonlijke opvattingen en activiteiten van haar hoofdpersoon met elkaar te verweven, zonder dat het ene aspect wordt gepresenteerd als een gevolg van het andere. Zo komt een vrouw voor het voetlicht met bijzonder sterke beroepsmatige principes en tegelijk normale menselijke kwetsbaarheden.

Knap is ook dat ze Lotte, zoals ze Stam-Beese in het boek aanduidt, vanuit meerdere perspectieven belicht en zo ruimte laat voor andere opvattingen over haar onderwerp. Dat doet ze soms letterlijk, door anderen over Lotte te citeren. Zonder dat dit haar eigen betoog onderuithaalt, creëert ze hiermee meerstemmigheid.

Bewonderenswaardig is ook dat Oosterhof erin geslaagd is de zeer vele aspecten van Lottes leven en werk te vatten in een relatief compacte tekst, zonder dat daarmee aan diepgang is ingeboet. Gezien het vele materiaal dat zij heeft ingezien moet zij veel hebben geschrapt, en ook dat is schrijven!

Tot slot is de leesbaarheid van dit boek te prijzen, maar dat is niet alleen dankzij de auteur; ook de grafisch ontwerper en de uitgever verdienen hiervoor een pluim. Het boek combineert namelijk een fijne letter en een rustige bladspiegel met mooi afgedrukte, duidelijke en vaak grote illustraties, die nooit ver weg staan van de tekstpassage waar ze bij horen.

De keuze tussen de drie boeken wat niet gemakkelijk, maar uiteindelijk hebben de zojuist genoemde kwaliteiten de jury doen besluiten te adviseren de mr. Jacques Dutilhprijs 2020 toe te kennen aan het boek ‘Want de grond behoort ons allen toe’. Leven en werk van stedenbouwkundig architecte Lotte Stam-Beese’, geschreven door Hanneke Oosterhof.

Meer informatie over de prijs: www.roterodamum.nl