‘Het gebeurt zelden dat twee mensen die over een bepaald onderwerp met elkaar praten het ook inderdaad over hetzelfde hebben,’ schreef de Rotterdamse auteur Anna Blaman halverwege de vorige eeuw. In gesprekken over literatuur zag Blaman vaak het misverstand intreden, want wat houdt precies een goed boek in? Precies over die vraag heeft de jury voor de Mr. Jacques Dutilhprijs zich voor de veertiende keer gebogen, en dan in het bijzonder over de vraag: wat houdt een goed boek in over de historie van Rotterdam? Het reglement biedt ons wat dat betreft eigenlijk weinig houvast, ontdekten we, en we hebben dan ook het voornemen om de criteria voor de prijs nog eens kritisch onder de loep te nemen. Bij de volgende uitreiking hoort u er meer over.
Op onze lijst stonden vele prachtige boeken. Publicaties over bestuurlijk Rotterdam zoals Bevlogen bestuurders: achter de schermen van het Rotterdamse Stadhuis, 1966-2006 van Sjef van der Poel, De kroonprins van Nieuw Links: Biografie van André van der Louw (1933-2005) van Chris Hietland of Rotterdam: stad van twee snelheden van de Rotterdamse journalist Mark Hoogstad. Waar Hoogstad schreef over de recente intriges op het stadhuis, bespreken de andere auteurs de naoorlogse periode van een Rotterdam in (her)opkomst. We merkten op dat boeken over de Rotterdamse geschiedenis vaak gaan over het wederopbouwverhaal van haven en heipalen, bommen en gebouwen, arbeiders en architecten. De biografie over de havenreders Frédéric en Antoine Plate 1802-1927 van Len de Klerk gaf ons echter een kijkje in de Rotterdamse haven van voor de Tweede Wereldoorlog. Boeken die geheel buiten dit profiel vallen, zijn die van Mart van Lieburg over Vijf eeuwen geneeskunde en gezondheidszorg in Rotterdam 1465-1965: de voorgeschiedenis van het Erasmus MC en Merlijn Kerkhof’s pakkende Oude Maasweg kwart voor drie: het verbazingwekkende verhaal van The Amazing Stroopwafels over de Rotterdamse band van zijn vader.
De boeken die de jury als de beste drie van 2018 en 2019 beschouwde, passen wél geheel in het wederopbouwverhaal, maar ze werpen daar alle drie een nieuw, scherp licht op. Dat is te danken aan het diepgravende onderzoek dat de auteurs hebben verricht en hun vermogen om op basis daarvan een verhaal te schrijven met een heldere lijn en een duidelijke visie.
Een onderwerp waar al heel veel over geschreven is, namelijk Rotterdam in de Tweede Wereldoorlog blijkt toch een kant te hebben waarover we nog heel weinig wisten, zo laat het boek Target Rotterdam zien. Auteurs Jac Baart en Lennart van Oudheusden halen het bestaande beeld dat de Tweede Wereldoorlog in Nederland slechts vijf dagen duurde radicaal onderuit: de oorlog ging na die vijf dagen door bóven Nederland, in de lucht, en dan vooral boven Rotterdam. De jury vindt dat de auteurs erin zijn geslaagd zeer gedetailleerde informatie over zaken als wapens en vliegtuigen te vervlechten in een goed lopend verhaal, waarin ook aandacht is voor het gewone leven in de stad. Eén van de juryleden noemde het boek zelfs een pageturner. Het geheel is gebaseerd op een indrukwekkende diversiteit aan nieuwe bronnen, waaronder meerdere privé-archieven.
Ook Wessel Krul heeft geen archiefdoos ongeopend gelaten bij zijn onderzoek naar de omstreden kunstverzamelaar en museumdirecteur Dirk Hannema. In zijn inleiding schrijft hij dat dit archiefmateriaal hem ervoor heeft behoed om, net als Hannema zelf, ten prooi te vallen aan illusie. Even een toelichting tussendoor, voor wie de tragische illusie van Hannema niet kent: Hannema bleef er tot aan zijn dood van overtuigd dat hij een verzameling echte schilderijen van Vermeer in zijn bezit had, ondanks alle bewijzen van het tegendeel. Je zou over het leven van Hannema ‘een spectaculaire roman’ kunnen schrijven ‘over collaboratie, kunstvervalsing en gezichtsverlies’, zo schrijft Krul verder in de inleiding, maar dat laat hij graag aan anderen over. De werkelijkheid is vaak ‘al wonderlijk genoeg’ vindt Krul.